Hij kwam wel hoogst ongelegen die geboorte uit het kerstverhaal. Onderweg, ver van huis, in een stal. Maar het leven stoort zich daar niet aan en een geboorte laat zich daardoor niet ophouden. Leven wil leven, ongeacht de omstandigheden. En dus blijven er kinderen geboren worden. Ook als ons dat niet past. Ook op plekken die wij daar verre van geschikt voor vinden: Onderweg. Op de vlucht. In kampen. Leven wil leven. En mensen blijven van een toekomst dromen. Ook tegen de klippen op. Dus zullen ze voorlopig blijven komen: die jonge mensen uit Afrika. Wat voor maatregelen we ook tegen nemen en of het ons nu uitkomt of niet.
Die ongelegen geboorte – dat niet te stuiten feit dat het leven zijn eigen gang gaat en leven wil – doet in het kerstverhaal alles kantelen. Tot die geboorte lijkt het of Jozef en Maria er volstrekt niet toe doen. Er gaat een gebod uit van keizer Augustus en allen gaan op reis. Ook Jozef en Maria hebben maar te gaan. Dat ze nog uit het huis en het geslacht van koning David stammen – het maakt niet uit.
Dat Maria hoogzwanger is – het doet er niet toe. Daar houdt de keizer geen rekening mee. Wat dat betreft is de wereld nog niet zo veel veranderd. Als er een oorlog woedt, als er grote economische en politieke belangen op het spel staan – ach, wat doen dan het leven en het geluk van een gewoon mens er toe. En al gauw gaan je dan ook zelf denken: Ach, wat doe ik er eigenlijk toe! Wat maakt het uit dat ik er ben! Jozef en Maria – ze doen er niet toe.
Over hen wordtbeslist.
Tot op het moment dat het uur aanbreekt dat Maria haar eerstgeboren kind ter wereld brengt. Dan schakelt het leven hen in en doen zij er opeens wel toe. Dan moet er een wieg komen, en Jozef maakt de kribbe gereed. Hun kind moet worden aangekleed en gevoed, en Maria wikkelt hem in doeken, geeft hem de borst, en wiegt hem in slaap. Al die oer-gebaren van de mensheid waarvan onze kerstliederen zingen. Van passief worden zij actief. Van machteloos verantwoordelijk. En zodra de herders van deze geboorte in hun stal gehoord hebben, komen ook zij in beweging. En dat allemaal door die geboorte. Van lijdend voorwerp worden ze onderwerp. Mensen die handelen. Door die geboorte doen zij er opeens wel toe, en zo krijgen ze hun waardigheid terug.
Dat is precies wat het kerstverhaal ons vertellen wil: Dat wij ertoe doen. En onze redding is: dat we ons dat laten zeggen, en onze onverschilligheid, dat het onze tijd wel duren zal omdat wij er toch niets aan kunnen doen, van ons afschudden en onze verantwoordelijkheid nemen. Want het leven gaat zijn gang en heeft ons nodig. Er worden kinderen geboren – en die vragen om een toekomst. Vluchtelingen vragen om een thuis. Ook een dakloze is een mens en wil als mens gekend zijn. Ook die jongen en dat meisje die op school niet mee komen hebben hun talenten en willen dat er anderen zijn die hen helpen die te ontdekken en te ontwikkelen. Kinderen en kleinkinderen hebben ons nodig om wegwijs te worden in de complexe samenleving van vandaag.
De natuur is zo divers en zo ongelooflijk veelkleurig – en die rijkdom wil gezien en beschermd worden. Dus maakt het uit, hoe wij onze tijd indelen, ons werk doen, onze vrije tijd besteden, wat wij eten en drinken. Kortom hoe wij leven. Als wij ziek zijn – hoe wij onze ziekte dragen. Als wij doodgaan – hoe wij sterven.
Het kerstverhaal haalt ons uit de schaduw van de machten waar we ons zo vaak zo machteloos aan voelen overgeleverd – tijdsdruk, geld, winstbejag, efficiëntie – en geeft ons onze waardigheid terug.
Wij doen er toe! Dat is wat deze geboorte, iedere geboorte en het feit dat het leven onstuitbaar zijn gang gaat, ons te zeggen hebben.
Dat mag je inderdaad redding noemen.Ds. Adri Terlouw
reageren op deze column?: terlouwadri@gmail.com