COLUMN – SINT MAARTEN

Sint Maarten is bij ons folklore. Een vrolijk kinderfeest met feestelijke lampions en kinderen die met een tas vol snoepgoed thuis komen. Nog niet zo heel lang geleden was dat heel anders. Toen wij 23 jaar geleden de voormalige hervormde pastorie van Dronryp betrokken, stond al gauw Wynzen Faas bij ons op de stoep, zevenenzeventig jaar oud en Rypster in hart en nieren. Hij vertelde ons onder andere dat Sint Maarten één van de weinige dagen in het jaar was, dat hij als kind fruit kreeg. ‘Geef ons dan een appel of een peer, dan zie je ons het hele jaar niet meer’, zingen de kinderen nog steeds op 11 november. Maar ze hebben liever een mars of een snickers. Zo’n honderd jaar geleden klonk dat liedje dus heel anders.
En er klonk ook veel meer in door van de oorsprong van Sint Maarten dan nu.

Eeuwenlang was Sint Maarten geen folklore, maar een belangrijke kerkelijke feestdag. Al in de vroege Middeleeuwen was Sint Maarten in Noord – West Europa één van de belangrijkste christelijke heiligen. Geen wonder dat hij naast Sint Franciscus wiens gedachtenis voortleeft in de viering van dierendag en Sint Nicolaas de enige heilige is die de reformatie overleefde.
Martinus van Tours, want zo heette hij voor hij al vrij kort na zijn dood Sint Maarten werd, leefde van 316 – 397. Anders dan de toevoeging ‘van Tours’ doet vermoeden kwam hij oorspronkelijk uit een rijke welgestelde Romeinse familie in Hongarije. Hij werd soldaat in één van de Romeinse legioenen en zo kwam hij in Tours terecht. Als hij op een mistige dag in de herfst bij het vallen van de avond op zijn paard één van de poorten van Tours binnenrijdt, duikt uit de schemering opeens een in lompen gehulde bedelaar voor hem op. Martinus houdt zijn paard in en eer hij goed en wel beseft wat hij doet, heeft hij al de helft van de rode mantel van zijn uniform afgesneden en de kleumende man om de schouders geworpen. Als hij ’s nachts in een droom het hele tafereel herbeleeft, maakt de bedelaar zich bekend als niemand minder dan Christus zelf. Kennelijk kende Martinus dus al de bekende passage uit het evangelie van Mattheüs waar Jezus zegt: ‘Wie een arme ontvangt, ontvangt mij’. Een paar dagen later laat Martinus zich dopen en binnen een paar jaar wordt hij gekozen tot bisschop van Tours. Hij moet een charismatische figuur geweest zijn die de boodschap van het evangelie niet alleen predikte maar ook leefde en een toonbeeld van mededeelzaamheid was, goed kon luisteren en als bestuurder open stond voor zijn ondergeschikten. Leiding geven was voor hem een vorm van dienst aan de medemens. Geen wonder dat hij kort na zijn dood al heilig verklaard werd. Als eerste en voorlopig enige Frankische heilige was hij in heel Frankenland immens populair. Zijn graf werd een bedevaartsoord en al gauw verrees er een kerkje boven. Naar aanleiding van het verhaal met de mantel (in het Latijn cappa) capella genoemd.

Toen de Franken ook Friesland veroverden kwamen in hun spoor missionarissen mee. Begrijpelijk dat zij ook het verhaal van Sint Maarten naar de Friese landen brachten. Hij was immers hun belangrijkste heilige. Inspirerend voorbeeld van wat de kern van de christelijke boodschap is : barmhartigheid. En van uit die barmhartigheid willen delen. Niet alleen bezit, maar ook macht.

Zo heeft het christendom in deze streken vanaf het begin een dubbel gezicht. Het komt mee in het spoor van de veroveraars, maar met een verhaal over barmhartigheid dat daar haaks opstaat. Ook hier wordt Sint Maarten populair. Hij wordt de beschermheilige van de stad Utrecht en de patroonheilige van tal van parochiekerken, ook in Friesland, en zijn sterfdag – 11 november – wordt een belangrijke kerkelijke feestdag.

Als kerkelijke gemeente willen we proberen 11  november iets van zijn oorspronkelijke betekenis als feest van het delen terug te geven.

Maandag 11 november is de kerk tussen 17.00 en 20.00 uur open. U kunt dan levensmiddelen inleveren voor de voedselbank in Leeuwarden.

Ds. Adri Terlouw 
Reageren op deze column?: terlouwadri@gmail.com